Toen Paulus V Borghese de teugels van het Romeinse Rijk overnam, begon zijn neef kardinaal Scipione Borghese aan een missie om beroemde kunstwerken te verwerven, wat resulteerde in een grote hoeveelheid beelden en portretten die nu zijn ondergebracht in de Galleria Borghese.
Kardinaal Scipione Borghese, de hoofdconservator, bouwde de Villa Borghese om zijn gekoesterde collectie tentoon te stellen. Na de confiscatie van 107 schilderijen van D'Arpino, droeg de paus ze royaal bij aan de collectie van de kardinaal. Daarnaast verwierf de kardinaal, naast 71 schilderijen van kardinaal Sfondrati, talrijke werken uit de collectie van Aquileia, waaronder mogelijk beroemde stukken als Rafaëls Portret van Julius II *en Madonna van Loreto, en Titiaans *Heilige en profane liefde.